Omgangsrecht grootouders mag geen lege doos zijn

Op 7 juni 2016, over deze onderwerpen: Federale Parlement

Bepaalde gebeurtenissen kunnen ervoor zorgen dat grootouders hun kleinkinderen niet meer zien. Nochtans hebben zij een principieel omgangsrecht. “Maar in de praktijk blijkt dat principe vaak een lege doos”, constateert Kamerlid Goede Uyttersprot. Om de band tussen grootouders en kleinkinderen te vrijwaren, stelt zij een bemiddelingsprocedure voor.

Grootouders hebben een speciale band met hun kleinkinderen. Ze staan vaak in voor de opvang, terwijl de ouders gaan werken. Omdat ze niet meer op dezelfde manier verantwoordelijk zijn voor de opvoeding en zorg, kunnen zij op een meer ontspannen manier tijd doorbrengen met de kleinkinderen of hen vertroetelen als ze ziek zijn. Helaas kunnen bepaalde gebeurtenissen ervoor zorgen dat grootouders geen contact meer hebben met hun kleinkinderen: conflicten tussen ouders en grootouders, overlijden of ziekte van een ouder, echtscheiding, uithuisplaatsing, en zo meer.
 

Bemiddeling in belang van het kind

Wanneer grootouders naar de familierechtbank gaan om hun recht op persoonlijk contact af te dwingen, bestaat er al een conflictsituatie. Dat verhoogt ook de emotionele druk. Om de gemoederen te bedaren en het conflict te ontmijnen, kan een bemiddeling soelaas bieden, meent Uyttersprot. “Wanneer er een bijzondere affectieve band bestaat tussen de grootouder en het kleinkind, kan de familierechtbank de partijen eerst via bemiddeling tot een oplossing laten komen. Dat komt iedereen - en vooral de kinderen - ten goede. Gedurende deze bemiddelingsperiode kan de familierechtbank een voorlopige regeling uitspreken, zodat het contact tussen grootouder en kind blijft bestaan.”

 

Hoe waardevol vond je dit artikel?

Geef hier je persoonlijke score in
De gemiddelde score is